|
|
|
De Hebreeuwse Bijbel vergelijkt Gods liefde met die van een moeder (Jesaja
66:13) en met die van een vader (Psalm 103:13).
Jezus onderwees dat God, als een vader, in onze noden voorziet en uitloopt
om ons thuis te verwelkomen (Mattheus 7:9-11; Lucas
15:11-24). Beeldvorming van God als 'n ouder heeft vanuit de HLD
geloofstraditie een heel bijzondere betekenis door de lering dat alle
mensen geesteskinderen zijn van een Hemelse Moeder en Vader, bij wie we
woonden voor ons leven op aarde.
Een kind van God te zijn houdt een mateloos potentieel tot groei in.
In onze menselijke natuur zijn zaadjes van goddelijke eigenschappen ingeplant:
kracht, wijsheid, gerechtigheid, medelijden, liefdadigheid. We zijn niet
enkel schepselen door een Schepper gevormd wiens natuur ondoorgrondelijk
anders is dan de onze. Ook wij zijn eeuwige wezens: goddelijke erfgenamen
en medewerkers met een leeropdracht. Het besef dat alle mensen Gods kinderen
zijn; goden en godinnen in embryonele staat, zou tot volledig respect
voor de menselijke waardigheid moeten inspireren, en tot een besef van
universeel zuster- en broederschap.
Onze verhouding tot God te ervaren als een ouder-kind relatie, is een
uitnodiging tot eigenheid en intimiteit. We kunnen moed en troost putten
vanuit het besef dat onze Hemelse Ouders ons gade slaan, en terwijl ze
ons onafhankelijk laten, ondersteunen ze ons met hun liefde en raad, ze
zijn deelachtig aan onze vreugde en verdriet, en zien uit naar onze thuiskomst
(Mozes 7:28, 63).
O My Father (Hymns
292) |
I Am a Child of God (Hymns
301) |
All human beings—male and female—are
created in the image of God. Each is a beloved spirit son or daughter
of heavenly parents, and, as such, each has a divine nature and
destiny.
|
"The Family: A Proclamation
to the World," September 23, 1995 |
John Taylor: Man . .
. is a God in embryo, and possesses within him a spark of that eternal
flame which was struck from the blaze of God's eternal fire in the
eternal world. |
The Gospel Kingdom
(Salt Lake City: Deseret Book, 1943), 53-54 |
George Q. Cannon: There
is not one of us but what God's love has been expended upon. There
is not one of us that He has not cared for and caressed. . . . We
may be insignificant and contemptible in our own eyes, and in the
eyes of others, but the truth remains that we are the children of
God, and that He has actually given His angels—invisible beings
of power and might—charge concerning us, and they watch over
us and have us in their keeping. |
Gospel Truth (Salt
Lake City: Deseret Book, 1974), 1-2 |
Levi Edgar Young: The
first thing we should teach our children is respect for all human
beings. All are children of God. |
Conference Report,
April 1955, 60 |
Jeffrey R. and Patricia T.
Holland: We are children of heavenly parents who have invited
us on a journey to become like them.
|
On Earth As It Is in
Heaven (Salt Lake City: Deseret Book, 1989), 79 |
Chieko N. Okazaki:
Each of us is on a quest in this life to purify ourselves of mists
and veils so that we may see truly and clearly into each other's
hearts and there perceive that each one is a sister or a brother,
equally a beloved child of our loving Heavenly Parents. . . .
You are a beloved son or daughter of our Heavenly Parents. Their
hearts yearn over you in joy and love. They want to give you all
the treasures of eternity, and they hope steadfastly that you will
be the kind of person who will want the riches of eternity—in
other words, that you will follow the pathway marked out for you
by the Savior and live a life that is guided by the principle of
love.
|
Sanctuary (Salt Lake City:
Deseret Book, 1997), 57, 98 |
|
|
|